PTT Kievitsveld 2005-2006

Overname van informatie uit de verslagen is alleen toegestaan na toestemming van de contactpersoon van de betreffende telling en met bronvermelding.

Ook in het afgelopen seizoen werden op de derde zondagen van de maanden augustus tot en met april weer de Kievitsveld-tellingen gehouden volgens het principe van de PTT, de punt-transect-telling. Twintig vaste telpunten, vijf minuten tellen per punt en dan fietsen naar het volgende punt. Het was al weer het zeventiende seizoen op rij, en het verveelt nog lang niet.

Wat zagen we zoal. Zoals eigenlijk elk jaar kwamen er ook dit jaar weer een paar nieuwe soorten bij, in dit geval vier, waarmee het totaal aantal soorten nu op een respectabele 160 staat. De wilde zwaan werd in november, december en januari gezien, in die laatste maand met een groep van elf exemplaren. Ook nieuw was het drietal regenwulpen in april. De derde nieuwkomer, de grote barmsijs werd in november en december gezien. Deze soort kende een invasie-achtig optreden en werd ook in de stad veelvuldig gezien. Bij vroegere waarnemingen van barmsijsen, waarvoor we terug moeten naar de seizoenen 95-96 en 96-97, ging het naar alle waarschijnlijkheid om kleine barmsijsen. De vierde nieuweling was een kruising van kuif- en toppereend die in maart gesignaleerd werd, waarbij er natuurlijk over getwist kan worden of je hierbij van een soort kunt spreken.

Per telling werden 48 tot 64 soorten gezien en over het hele jaar 93 soorten. Nog wat leuke waarnemingen: in januari in het kanaal bij de fietsbrug in Apeldoorn-noord een groep van zeven dodaarsjes. De aantallen van mandarijn- en krakeenden nemen toe, en het aantal nonnetjes was het grootste tot nu toe in één seizoen. Ook de ijsvogel was met een totaal van 31 waarnemingen weer plezierig vaak aanwezig. Een andere vaste waarde is de grote gele kwikstaart, die zowel bij de waterzuivering als op diverse plekken in de Grift regelmatig gezien wordt. Bij de vinkachtigen bleef de keep op een magere twee stuks staan; topseizoen voor deze soort was 95-96 met een totaal van meer dan vijfhonderd exemplaren. De goudvink deed het wel goed, met in december een groep van elf exemplaren op één telpunt.

Het weer was ons weer redelijk welgezind. In april werden we de helft van de tijd geplaagd door een lichte motregen, verder hielden we het vrijwel droog. In januari, toen kanaal en plassen grotendeels dichtgevroren waren, kwam de temperatuur ondanks een onbewolkte hemel niet boven het vriespunt; in december en maart begonnen we ook onder nul maar eindigden we in de plus. Het aantal tellers varieerde maar zeer bescheiden van vijf tot zes.